fbpx
Terug naar overzicht

Inwendige condensatie

12 mei 2019

wat is inwendige condensatie?

Lucht kan op elke temperatuur een maximale hoeveelheid vocht bevatten (de verzadigingsdampdruk).  Koude lucht kan minder waterdamp bevatten dan warme lucht en raakt dus bij voldoende afkoeling verzadigd met waterdamp.  De relatieve luchtvochtigheid wordt dan 100%.  Dit is het dauwpunt.  Wanneer de temperatuur zou dalen of de vochtigheid zou verhogen, slaat het teveel aan waterdamp neer als condensatie.

Inwendige condensatie is dan het fenomeen dat optreedt wanneer het dauwpunt binnenin een wand wordt bereikt en een deel van de waterdamp neerslaat als condens.  De te grote concentratie aan waterdamp kan het gevolg zijn van residueel bouwvocht, convectie of diffusie.

residueel bouwvocht

Er is in een staalframebouw geen kans op residueel bouwvocht, aangezien er voor de bouw ervan in principe geen vocht nodig is.  Dit is het droogbouwprincipe.  In traditionele bouwen is er telkens wel vocht nodig voor onderdelen van de constructie of de afwerking.  Denken we in eerste instantie aan de gegoten beton en chape, maar bijvoorbeeld ook de pleisterlaag.

convectie

Convectie is een vorm van warmtestroming door de verplaatsing van in dit geval lucht, ontstaan door een temperatuur- of drukverschil.  Bij een niet luchtdichte buitenwand kan (warme) vochtige lucht door de constructie worden ‘geblazen’, wat grote warmteverliezen en mogelijke inwendige condensatie veroorzaakt.  Oplossing hiervoor is een correcte detaillering en het gebruik van luchtdichte materialen en/of folies.

diffusie

Diffusie is het principe van het transport van waterdamp doorheen materialen.  Het ontstaat wanneer aan weerskanten van een materiaal een verschillende relatieve vochtigheid is.  Waterdamp diffundeert dan van de hoogste naar de laagste relatieve vochtigheid.  De mate waarin dit kan, hangt af van de dampdiffusieweerstand van een materiaal.  In de winter is de warme binnenlucht vochtiger dan de koude buitenlucht, waardoor waterdamp van binnen naar buiten zal diffunderen.  ’s Zomers wordt dit fenomeen omgekeerd.  Om dit te voorkomen moet aan de warme zijde (in de praktijk dus de binnenzijde) van de isolatie een dampremmender materiaal worden voorzien en aan de koude kant een dampopen materiaal.

Inwendige condensatie en staalframebouw

Hoe beter een gebouw wordt geïsoleerd, hoe groter het potentiële temperatuursverschil tussen de warme en koude kant van een wand is.  Dat betekent met andere woorden een hoger risico op inwendige condensatie.  Aangezien het eenvoudig is een hoog performante wand te bouwen met staalframebouw, bekijken we hier in detail enkele varianten van opbouwen vanuit het oogpunt van mogelijke inwendige condensatie voor de volgende omstandigheden :

omgevingstemperatuur relatieve luchtvochtigheid
binnen 21 °C 80 %
buiten -10 °C 50 %
gevelmetselwerk
materiaal dikte laag (mm) lambda (W/mK)
thermische isolatie (PUR) 100 0.023
OSB/3 18 0.170
beSteel frames + akoestische isolatie (glaswol) 89 0.454(1)
(dampscherm)
OSB/3 12 0.170
gipskarton 12.5 0.240

(1) Aangezien deze bouwlaag heterogeen is, is deze waarde een benadering op basis van gewogen warmteweerstanden.  De werkelijke warmtegeleidingscoëfficiënt (lambda) hangt af van de precieze verhouding frame/isolatie.  Deze kan worden bepaald met numerieke berekeningen die de twee- of driedimensionale warmtestromen bekijken.

  • Temperatuursverloop doorheen de wand
  • Op basis van de temperatuur kan worden bepaald wat de verzadigingsdampspanning is (psat) – dit is het punt waarop de relatieve vochtigheid 100% bedraagt.

In deze eerste opstelling is aan de warme zijde van de akoestische isolatie een dampscherm voorzien.  Dat is de plaats waar de dampdruk p een duik neemt.

De dampdruk blijft steeds ruim onder de verzadigingsdampspanning, dus hier treedt geen inwendige condensatie op.

In de tweede opstelling is geen dampscherm voorzien. Merk op dat ook hier de dampdruk telkens onder de verzadigingsdampspanning blijft, en ook hier geen inwendige condensatie optreedt.

gevelpleisterwerk
materiaal dikte laag (mm) lambda (W/mK)
gevelpleister 5 0.700
wapeningslaag en onderpleister 10 0.930
thermische isolatie (PUR) 120 0.026
OSB/3 18 0.170
beSteel frames + akoestische isolatie (glaswol) 89 0.454(1)
(dampscherm)
OSB/3 12 0.170
gipskarton 12.5 0.240

(1) Aangezien deze bouwlaag heterogeen is, is deze waarde een benadering op basis van gewogen warmteweerstanden.  De werkelijke warmtegeleidingscoëfficiënt (lambda) hangt af van de precieze verhouding frame/isolatie.  Deze kan worden bepaald met numerieke berekeningen die de twee- of driedimensionale warmtestromen bekijken.

  • Temperatuursverloop doorheen de wand
  • Op basis van de temperatuur kan worden bepaald wat de verzadigingsdampspanning is (psat) – dit is het punt waarop de relatieve vochtigheid 100% bedraagt.

In deze eerste opstelling is aan de warme zijde van de akoestische isolatie een dampscherm voorzien.  Dat is de plaats waar de dampdruk p een duik neemt.

De dampdruk blijft steeds ruim onder de verzadigingsdampspanning, dus hier treedt geen inwendige condensatie op.

In de tweede opstelling is geen dampscherm voorzien. Merk op dat ook hier de dampdruk telkens onder de verzadigingsdampspanning blijft, en ook hier geen inwendige condensatie optreedt.